Brida - Paulo Coelho

 

De 5 is een magisch getal, het pentagram heeft 5 hoeken, deze staan voor de 5 elementen. Het getal 5 staat ook voor nieuwe leerervaringen, beweging. In China wordt 5 als een geluksgetal gezien. Het getal 5 wordt geassocieerd met bemiddelen, verenigen, bewegen, reizen, afwisseling, vriendschap, vreugde, uitdaging en breken. Het maakt ons tot een waar gelovige of onderzoeker.....

En in het jaar van de Draak, in de eerste maand op de 5e dag begint mijn reis. Mijn jaar en 1 dag begint.

Dit doet mij denken aan het boek Brida van Paulo Coelho.........

 

In dit boek draait het om Brida O’Fern, een Ierse uit Dublin, zij was in 1983 eenentwintig toen ze de eerste schrede zette op het pad van de magie. Trouw aan zichzelf en het pad van haar lotsbestemming volgend ontmoet ze ten slotte Wicca, zij leert haar alles wat ze moet weten om ingewijd te worden in de grote mysteriën van de heksen.

FRAGMENT

'Ik wil magie leren,’ zei het meisje.
De Magiër keek haar aan. Verschoten spijkerbroek, t-shirt, en die provocerende houding die verlegen mensen wel vaker aannemen op momenten dat ze dat beter niet kunnen doen. Ik ben misschien wel twee keer zo oud als zij, dacht hij. En toch, wist hij, bevond hij zich tegenover zijn Andere
Deel.
‘Ik heet Brida,’ ging ze verder, ‘sorry dat ik me niet heb voorgesteld. Ik heb heel erg naar dit moment uitgekeken en ik ben zenuwachtig, erger dan ik dacht.’
‘Waarom wil je magie leren?’ vroeg hij.
‘Om antwoord te vinden op een paar vragen in mijn leven. Om de occulte machten te leren kennen. En misschien om uitstapjes naar het verleden en de toekomst te maken.’
Het was niet de eerste keer dat er iemand naar het woud kwam en hem dat vroeg. Er was een tijd geweest dat hij een heel bekend en door de Traditie gerespecteerd Meester was. Hij had verscheidene leerlingen gehad en hij had gemeend dat de wereld veranderen zou in de mate waarin hij de mensen in zijn directe omgeving veranderen kon. Maar hij had een fout begaan. En de Meesters van de Traditie mogen geen fouten begaan.
‘Vind je jezelf niet erg jong?’
‘Ik ben eenentwintig,’ zei Brida, ‘voor ballet zou ik nu al te oud zijn.’

De Magiër gaf haar een teken dat ze hem moest volgen. De twee begonnen samen door het woud te lopen, ze zwegen. Ze is een schoonheid, dacht hij, terwijl de schaduwen van de bomen snel van positie veranderden, want de zon was al dicht bij de horizon. Maar ik ben twee keer zo oud als zij. Dat betekende dat hem misschien het nodige lijden wachtte.
Brida ergerde zich dat de man naast haar niets zei; op haar laatste opmerking had hij niet eens gereageerd. De bodem van het bos was vochtig, bedekt met afgevallen blad; ook zij zag dat de schaduwen veranderden en dat het snel avond werd. Binnen de kortste keren zou het donker zijn, en geen van beiden had een zaklantaren bij zich. Ik moet hem vertrouwen, sprak ze zichzelf moed in. Als ik geloof dat hij me magie kan leren, dan geloof ik ook dat hij me door een bos kan leiden.
Ze liepen door. Het leek wel of hij maar wat rondliep en van richting veranderde zonder dat een obstakel daar aanleiding toe gaf. Meer dan eens bleken ze in een cirkel te hebben gelopen, drie of vier keer passeerden ze dezelfde plek. Wie weet is dit een test, dacht ze. Ze was vastbesloten de test tot het einde toe vol te houden en probeerde zichzelf voor te houden dat alles wat er gebeurde – ook dat rondjes lopen – volstrekt normaal was.
Ze had naar deze ontmoeting uitgezien en er een behoorlijke reis voor over gehad. Vanaf Dublin was het bijna honderdvijftig kilometer, en de bussen naar het dorp hadden niets comfortabels en vertrokken op bizarre tijden. Ze had vroeg moeten opstaan, drie uur moeten reizen. In het dorp aangekomen had ze naar hem moeten vragen, en moeten uitleggen wat ze van zo’n vreemde man wilde. Ten slotte
hadden ze haar het deel van het woud aangewezen waar hij gewoonlijk de dag doorbracht – maar niet zonder dat iemand haar had gewaarschuwd dat hij al eens geprobeerd had een van de meisjes van het dorp te verleiden. Hij is een interessante man, dacht ze bij zichzelf. De weg ging nu over in een klim, en ze hoopte vurig dat de zon nog iets langer aan de hemel zou staan. Door de vochtige bladeren
op de grond was ze bang dat ze zou uitglijden. ‘Waarom wil je nou eigenlijk magie leren?’
Brida was blij dat de stilte verbroken was. Ze herhaalde het antwoord dat ze eerder had gegeven.
Maar hij nam er geen genoegen mee.
‘Misschien wil je magie leren omdat het iets mysterieus en occults is. Omdat de magie antwoorden heeft die maar weinig mensen tijdens hun leven kunnen vinden. Maar misschien vooral omdat het voor jou iets uit een romantisch verleden is.’
Brida zei niets. Ze wist niet wat ze moest zeggen. Ze hoopte maar dat hij terugkeerde naar zijn normale zwijgen, want ze was bang een antwoord te geven dat hem niet zou bevallen.
Nadat ze het hele woud hadden doorgelopen kwamen ze boven op een berg. De bodem was rotsachtig en vegetatie was er niet; maar het was er minder glibberig, en Brida liep zonder problemen met de De Magiër mee.
Hij ging naar de top toe, ging zitten en vroeg Brida hetzelfde te doen.
‘Anderen waren hier vóór jou,’ zei de De Magiër, ‘ze kwamen me vragen om hun magie te leren. Maar ik heb al alles onderwezen wat ik moest onderwijzen, ik heb de mensheid al teruggegeven wat zij me geschonken heeft. Nu wil ik alleen zijn, de bergen beklimmen, me om de planten bekommeren,
en één zijn met God.’
‘Dat is niet waar,’ antwoordde het meisje.
‘Wat is niet waar?’ Hij was verbaasd.
‘Misschien wil je één zijn met God. Maar het is niet waar dat je alleen wilt zijn.’
Brida kon haar tong wel afbijten. Ze had het in een impuls gezegd, en nu was het te laat om haar fout te herstellen. Misschien bestonden er wel mensen die graag alleen waren. Misschien hadden vrouwen wel meer behoefte aan mannen dan mannen aan vrouwen. Maar de Magiër klonk niet geïrriteerd toen hij opnieuw sprak.
‘Ik wil je een vraag stellen,’ zei hij, ‘en ik verwacht een volstrekt eerlijk antwoord van jou. Als je me een eerlijk antwoord geeft, leer ik jou waar je om vroeg. Als je liegt, moet je nooit meer naar dit bos terugkeren.’
Brida haalde opgelucht adem. Hij zou gewoon een vraag stellen, en zij moest niet liegen, dat was alles. Ze had altijd gedacht dat een Meester wel zwaardere eisen zou stellen aan een leerling die hij aannam.
Hij ging recht tegenover haar zitten. Zijn ogen schitterden. ‘Laten we ervan uitgaan dat ik begin met jou te leren wat ik heb geleerd,’ zei hij, zijn ogen verankerd in die van haar. ‘Dat ik jou de parallelle universums laat zien die ons omringen, de engelen, en de wijsheid van de natuur, de mysteriën
van de Traditie van de Zon en van de Traditie van de Maan. Maar op zekere dag ga jij in het dorp boodschappen doen, en vervolgens kom je daar op straat de man van je leven tegen.’
Ik zou niet weten hoe ik hem herkennen moest, dacht zij bij zichzelf. Maar ze besloot te zwijgen; het leek een moeilijkere vraag dan ze had gedacht.
‘Hij voelt hetzelfde en stapt op je af. Jullie worden verliefd. Jij zet je studie bij mij voort, overdag laat ik jou de wijsheid van de Kosmos zien, en ’s nachts laat hij jou de wijsheid van de Liefde zien. Maar er komt een moment waarop die twee dingen niet langer samengaan. En jij moet kiezen.’ De Magiër nam even een pauze. Voor hij aan zijn vraag was begonnen, was hij bang voor het antwoord van het meisje geweest. Haar komst, die middag, betekende dat er voor hen beiden een fase in hun leven ten einde gekomen was. Hij wist dit, omdat hij de tradities en de ideeën van de Meesters kende. Hij had haar evenzeer nodig als zij hem. Maar zij moest wel de waarheid spreken op dat moment; dat was de
enige voorwaarde. Hij vatte moed en zei eindelijk: ‘Nu moet je mij in alle oprechtheid antwoorden, zou jij alles wat je tot dan toe had geleerd, alle mogelijkheden en alle mysteriën die de wereld van de magie jou kon schenken, zou je dat allemaal laten vallen om bij de man van je leven te blijven, of
zou je dat niet doen?’
Brida ontweek zijn blik. Om hem heen lagen de bergen en de bossen, en beneden in de diepte gingen in het dorpje de lichten aan. De schoorstenen rookten, nog even en de gezinnen zouden aan tafel gaan voor het avondeten. Het waren rechtschapen, godvrezende mensen die hard werkten en hun
naasten probeerden te helpen. Ze deden dat allemaal omdat ze de liefde kenden. Hun levens waren tot ontplooiing gekomen, en ze waren in staat om alles wat zich in het universum afspeelde te begrijpen, zonder dat ze ooit van dingen als de Traditie van de Zon en de Traditie van de Maan hadden gehoord.
‘Ik zie niet in hoe mijn zoektocht en mijn geluk met elkaar in tegenspraak kunnen zijn,’ zei zij.
‘Geef antwoord op wat ik je vroeg.’ De Magiër keek haar strak aan. ‘Zou jij voor die man alles opgeven of juist niet?’ Brida voelde een immense drang om te huilen. Het was niet slechts een vraag, het was een keuze, de moeilijkste keuze die een mens in zijn leven moet maken. Ze had er veel
over nagedacht. Er was een tijd geweest dat niets ter wereld zo belangrijk was als zijzelf. Ze had veel vriendjes gehad, ze had steeds geloofd dat ze van hen hield, van ieder van hen, en steeds had ze meegemaakt dat de liefde van het ene op het andere moment voorbij was. Van alles wat zij tot dan toe had ervaren was de liefde het moeilijkst. Nu was ze verliefd op iemand die iets ouder was dan zij, natuurkunde studeerde en de wereld op een totaal andere manier zag dan zij. Opnieuw geloofde ze in de liefde en ze vertrouwde op haar gevoel, maar ze had zich zo vaak vergist dat ze van niets meer zeker was. Maar toch zette ze in haar leven alles op de liefde. Ze ontweek de blik van de Magiër. Ze staarde naar het dorpje met de rokende schoorstenen. Juist via de liefde probeerde iedereen sinds het begin der tijden het universum te begrijpen. ‘Ik zou de magie opgeven,’ zei ze ten slotte.
Die man tegenover haar zou nooit begrijpen wat er zich in de harten van de mensen afspeelt. Het was iemand die de macht kende, de mysteriën van de magie, maar de mensen kende hij niet. Hij had grijzend haar, een gebruinde kop en het voorkomen van iemand die gewend is aan een leven
in de bergen. Hij was charmant, met zijn ogen die zijn ziel weerspiegelden die vol antwoorden was. En hij was nu waarschijnlijk opnieuw teleurgesteld over de gevoelens van een gewoon iemand zoals zij. Zij was ook teleurgesteld over zichzelf, maar liegen mocht ze niet.
‘Kijk me eens aan,’ zei de Magiër. Brida schaamde zich, maar keek toch. ‘Je hebt de waarheid gesproken. Ik zal jou onderwijzen.’ Het was nu echt avond geworden. De sterren schitterden aan een maanloze hemel. In twee uur vertelde Brida aan die onbekende haar hele levensverhaal. Ze zocht naar dingen die haar interesse in de magie zouden verklaren – zoals visioenen toen ze klein was, voortekens, een innerlijke roep – maar ze kon niets vinden. Ze wilde magie leren, en dat was
alles. En daarom had ze cursussen gevolgd in astrologie, tarot en numerologie.
‘Dat zijn alleen maar talen,’ zei de Magiër, ‘en het zijn niet de enige. De magie spreekt alle talen van het hart van de mens.’
‘Wat is magie eigenlijk?’ vroeg zij.
Al was het donker, Brida merkte dat de Magiër zijn gezicht draaide en gebiologeerd naar de hemel keek. Misschien zocht hij een antwoord.
‘De magie is een brug,’ zei hij ten slotte, ‘een brug die je toestaat om van de zichtbare naar de onzichtbare wereld te gaan. En de lessen van allebei die werelden te leren.’
‘En hoe kan ik leren die brug over te steken?’
‘Door je eigen manier van oversteken te ontdekken. Iedereen heeft zijn eigen manier.’
‘Daarvoor ben ik nou juist hierheen gekomen.’
‘Er zijn twee vormen,’ antwoordde de Magiër, ‘de Traditie van de Zon, die de geheimen aan de hand van de ruimte, aan de hand van de dingen die ons omringen onderwijst. En de Traditie van de Maan, die de geheimen aan de hand van de Tijd, aan de hand van de dingen die in het geheugen van
de tijd opgeslagen liggen onderwijst.’
Brida had het begrepen. De Traditie van de Zon was die nacht, de bomen, de kou in haar lichaam, de sterren aan de hemel. En de Traditie van de Maan was die man tegenover haar, met de wijsheid van zijn voorouders die in zijn ogen blonk.
‘Ik heb me de Traditie van de Maan eigen gemaakt,’ zei de Magiër, alsof hij haar gedachten geraden had, ‘maar een Meester ben ik daarin nooit geworden. Ik ben een Meester in de Traditie van de Zon.’
‘Laat me de Traditie van de Zon zien,’ zei Brida, niet op haar gemak, want ze had een zekere tederheid in de stem van de Magiër bemerkt.
‘Ik zal je leren wat ik heb geleerd. Maar binnen de Traditie van de Zon zijn er tal van wegen. We moeten vertrouwen hebben in het vermogen dat ieder van ons heeft om zichzelf dingen bij te brengen.’
Brida had zich niet vergist. In de stem van de Magiër klonk tederheid door. Dat maakte haar bang, in plaats van dat het haar meer op haar gemak deed voelen.
‘Ik kan de Traditie van de Zon begrijpen,’ zei ze.
De Magiër keek niet langer naar de sterren, maar concentreerde zich nu op het meisje. Hij wist dat zij nog niet in staat was zich de Traditie van de Zon eigen te maken. Toch moest hij haar onderwijzen. Sommige leerlingen kiezen hun Meesters.
‘Ik wil één ding opmerken, nog voor de eerste les,’ zei hij. ‘Als iemand zijn weg vindt, mag hij geen angst hebben. Hij moet over voldoende moed beschikken om ook verkeerde stappen te zetten. Teleurstellingen, nederlagen, ontmoediging zijn werktuigen die God gebruikt om de weg te tonen.’
‘Merkwaardige werktuigen,’ zei Brida, ‘daardoor geven de mensen vaak op.’
De Magiër kende de reden. In zijn lichaam en ziel had hij de merkwaardige werktuigen van God al ervaren. ‘Leer me de Traditie van de Zon,’ drong ze aan.


De Magiër vroeg Brida om op een vooruitspringend deel van de rots te gaan liggen en te ontspannen.
‘Je hoeft je ogen niet te sluiten. Kijk naar de wereld om je heen en begrijp alles wat je kunt begrijpen. De Traditie van de Zon laat op ieder moment aan iedere mens de eeuwige wijsheid zien.’
Brida deed wat de Magiër haar opdroeg. Maar ze vond dat hij wel erg snel ging.
‘Dit is de eerste en de belangrijkste les,’ zei hij, ‘ze werd bedacht door een Spaanse mysticus die de betekenis van het geloof begreep. Hij heette Juan de la Cruz.’ Hij keek naar het meisje, bezorgd maar ook vol vertrouwen. Uit het diepst van zijn hart hoopte hij dat zij zou begrijpen wat hij haar op dat moment onderwees. Per slot van rekening was zij zijn Andere Deel, ook al wist ze dat nog niet, ook al was ze nog heel jong en was ze vooral geboeid door de mensen en de dingen van de wereld.

 

 

    
 

 

Op haar reis komt Brida Wicca tegen.....

 

Weet u wat magie is?’ zei hij. ‘Het is een brug. Een brug tussen de zichtbare en de onzichtbare wereld.’

De boekhandelaar reikte haar het papiertje aan. Er stond een telefoonnummer op, en een naam: Wicca. Vlug nam Brida het papiertje aan, bedankte hem en vertrok. Bij de deur draaide ze zich naar hem om. ‘En ik weet ook dat de magie vele talen spreekt. Ook die van boekhandelaren die doen alsof ze moeilijk zijn, maar die eigenlijk hartelijk en toegankelijk zijn.’

Ze blies hem een kusje toe en ging de deur uit. De boekhandelaar onderbrak zijn rekenwerk en keek zijn winkel rond. De Magiër van Folk heeft haar die dingen bijgebracht, dacht hij bij zichzelf. Een Gave, hoe groot ook, was op zich onvoldoende om de interesse van de Magiër te wekken; er moest nog een reden zijn. Wicca zou kunnen ontdekken wat die reden was.

Het was al sluitingstijd. Het viel de boekhandelaar op dat het publiek van zijn winkel veranderde. Het werd steeds jonger – zoals de oude verhandelingen, die zijn kasten uitpuilden, zeiden, begonnen de dingen eindelijk terug te keren naar de plaats waaruit ze vertrokken waren.

Het oude gebouw lag in het centrum van de stad, op een plek waar vandaag de dag alleen toeristen komen op zoek naar de romantiek van de vorige eeuw. Brida had een week moeten wachten voor Wicca haar wilde ontvangen. Nu stond ze voor een grijs, mysterieus bouwwerk en ze probeerde haar opwinding te beheersen. Het gebouw sloot perfect aan bij het plaatje dat ze van haar zoektocht had; mensen die de boekwinkel bezochten, moesten op een plek wonen als deze. Het gebouw had geen lift. Ze liep de trap op, langzaam, want ze wilde niet buiten adem aankomen. Op de derde verdieping drukte ze op de bel van de enige deur die er was. Binnen blafte een hond. Het duurde even voor een slanke, goed geklede, streng ogende vrouw haar opendeed. ‘Ik heb u laatst gebeld,’ zei Brida.

Wicca gaf haar een teken binnen te komen, en Brida bevond zich in een geheel witte woonkamer, met moderne kunst aan de muur en op de tafels. Gordijnen, eveneens wit, filterden het zonlicht; het vertrek was in verschillende sferen onderverdeeld, maar de zitbanken, de eettafel en de goedgevulde bibliotheek ademden harmonie. De ruimte was bijzonder smaakvol ingericht en Brida moest denken aan de architectuurtijdschriften die ze doorkeek bij de krantenkiosken. Dit zal aardig wat gekost hebben, was haar enige gedachte. Wicca leidde haar naar een hoek van de immense woonkamer, waar twee in leer en staal uitgevoerde fauteuils van Italiaans design stonden. Tussen de twee fauteuils bevond zich een laag glazen tafeltje, de poten eveneens van staal.

‘Je bent heel erg jong,’ zei Wicca uiteindelijk. Over ballet enzovoort beginnen deed ze maar niet. Brida zweeg en wachtte een volgende opmerking af. Ondertussen probeerde ze zich voor te stellen wat een zo modern ingerichte ruimte in zo’n oud gebouw deed. Haar romantische idee van haar zoektocht naar kennis was opnieuw aan diggelen. ‘Hij heeft me gebeld,’ zei Wicca. Brida begreep dat ze de boekhandelaar bedoelde.

‘Ik ben gekomen omdat ik een Meester zoek. Ik wilde het pad van de magie volgen.’ Wicca keek het meisje aan. Zij had echt een Gave. Maar Wicca wilde weten waarom de Magiër van Folk zo’n belangstelling voor haar had. De Gave op zich was niet voldoende. Als de Magiër begonnen was haar in de magie in te wijden, dan was hij misschien onder de indruk geweest van de helderheid waarmee de Gave zich in het meisje openbaarde. Maar hij was voldoende door de wol geverfd om te weten dat iedereen een Gave bezit; dat was een valkuil waar hij niet meer in zou trappen.

Ze stond op, liep naar de boekenkast en pakte haar lievelingspakje speelkaarten. ‘Kun je kaartleggen?’ vroeg ze. Brida knikte. Ze had een paar cursussen gedaan, wist dat het spel kaarten dat de vrouw in haar hand had, een tarot was en achtenzeventig kaarten telde. Ze had een aantal manieren geleerd om de tarot te leggen en was blij dat ze een kans kreeg om haar kennis te tonen. Maar de vrouw hield het kaartspel bij zich. Ze schudde de kaarten, legde ze op het glazen tafeltje, met de plaatjes naar beneden. Ze tuurde naar de kaarten zoals ze daar lagen, ongeordend, volstrekt afwijkend van de methoden die Brida op haar cursussen had geleerd. Vervolgens zei ze een paar woorden in een vreemde taal, en draaide ze een van de kaarten om.

De kaart was nummer drieëntwintig. Een stavenkoning. ‘Goede bescherming,’ zei ze, ‘van een machtige, sterke man, met zwart haar.’

Haar vriend was machtig noch sterk. En de Magiër had grijzend haar..........

 

 

.............Brida kon niet meer helder denken. Ze had een vreemd gevoel. Met enige inspanning herinnerde ze zich ten slotte wat ze weten wilde. 'Ik wil weten waarom jij je tijd aan mij verdoet,' zei ze. 'Waarom wil je mij zo graag die dingen leren?' 'Omdat de Traditie me dat opdraagt,' antwoordde Wicca. 'Jij hebt je in je opeenvolgende wedergeboortes maar weinig gedeeld. Je behoort tot dezelfde soort mensen als mijn vrienden en ik. Door onze volharding en ons geloof is het zoeken naar kennis door middel van de Liefde en het Plezier behouden gebleven. Wij zijn mensen wier opdracht het is om van generatie op generatie de Traditievan de Maan door te geven.'..............................................