Schiedam heeft een verleden met betrekking tot Heksenverbrandingen en Heksenprocessen.

Maar wat veel mensen niet weten, is dat 2 vrouwen bij het Hof van Holland in beroep gaan tegen hun vonnis.

Namelijk Marye Heynen en Maritjen/Marytje Aerentsdr, Schoenmaker. Het proces van Marytje Aerendsdr zorgt ervoor dat vrouwen niet meer vervolgd kunnen worden voor hekserij in Holland

Schiedam is in het verleden ook wel een broeinest van Hekserij genoemd. Maar als je in de archieven gaat kijken valt dit mee. In totaal zijn er in Nederland 155 slachtoffers verbrand wegens Tooverij. Roermond heeft de meest bloedige geschiedenis als het gaat om heksenvervolging. En is grofweg verantwoordelijk voor de helft van de 155 slachtoffers.

In Gorinchem valt het laatste slachtoffer in 1608, Anna Muggen, of de heks van de Helmsteeg.

Als in Holland de heksenprocessen op hun einde komen gaat in Europa de Heksenwaan nog door. In 1782 is in Zwitserland de laatste heksenverbranding.

 

Terug naar Schiedam.

De heksen uit Schiedam, Vlaardingen en Rotterdam e.o. vlogen niet op bezems. Zij vlogen op mosselschelpen. De sabbat vond plaats in Katwijk. Op het Duinkerkhof dansten de heksen met de Duivel. Met naalden en hun mosselschelp maakten ze de oversteek naar Engeland. Maar ook in Schiedam, op het Broersveld werd er gedanst met de duivel.

Schiedam werd dus gezien als een broeinest van hekserij en in 1657 wordt een vrouw vermoord, simpelweg omdat ze uit Schiedam komt, dus wel een heks zal zijn.

 

 

 

Schiedam heeft een Waag. De Waag is nog steeds aanwezig in Schiedam en is te vinden naast de Grote of St. Jan in het gebouw waar sinds kort Stichting Promotie Schiedam te vinden is. De Waag is bij opgravingen in de tuin van het Stedelijk museum gevonden en gerestaureerd.

 

De Waag stamt uit 1339 en was eerst in het Stadhuis gevestigd. In 1579 verhuisde de Waag naar de plek waar hij tot op vandaag nog staat. Namelijk naast de Grote of St. Jan. De functie als Waag is in 1930 opgeheven. Ondanks het verleden van een aantal Heksenprocessen, zijn mensen niet gewogen op de Waag. 

 

Rond 1520 wordt Marye Heinen geboren. In 1541 komt haar naam terug in documenten wanneer zij door het stadsbestuur wordt gearresteerd voor hekserij. Of zij daadwerkelijk een Heks was is nog maar de vraag. Wel was zij een sterke vrouw die haar arrestatie aanvecht bij het Hof van Holland waar zij in het gelijk wordt gesteld. Echter vijftien jaar later wordt zij opnieuw gearresteerd en ditmaal na een maand van marteling wordt zij verbrand op het plein voor het Stadhuis.

Naast Marye Heinen zijn Trijn Jansdochter en Griete Dircken in 1556 vermoord op het plein voor het Stadhuis.

 

 

In 1591 werd Marytje Arendsdr. uit Schiedam door haar buurvrouw Maritje Cornelissen beschuldigd van toverij. Geruchten over toverijpraktijken van Marytje Arendsdr. deden al langer de ronde; op 28 oktober 1589 had ze zelf al laten vastleggen dat enkele vrouwen haar hadden gedwongen tot het zegenen van een jong meisje (De Waardt, 121). In 1591 werd ze met een aantal andere vrouwen door Melchior Willemsz. van Welhoek, baljuw van Schiedam, officieel in staat van beschuldiging gesteld. Marytje liet dit echter niet zomaar gebeuren en wendde zich tot het Hof van Holland met de eis dat haar naam gezuiverd zou worden. Samen met medeverdachte Neeltje Andriess liet ze zich hiertoe op 20 februari 1591 ‘ter purge stellen’ (Beliën, 286). Dit hield in dat een verdachte zich zelf voor een bepaalde periode gevangen liet zetten en degenen die hem of haar van iets beschuldigden werden opgeroepen om met bewijzen te komen. Als er niemand kwam opdagen of het bewijs onvoldoende was, werd de verdachte ‘puur, zuiver en innocent’ verklaard. Dit ‘ter purge stellen’ was bij verdenking van toverij niet zonder risico; als er belastend bewijsmateriaal werd ingebracht, kon dat leiden tot verhoor onder tortuur, en daarmee tot bekentenis en doodstraf.

Vermoedelijk durfden Marytje Arendsdr. en Neeltje Andries het risico van het zich ‘ter purge stellen’ te nemen vanwege hun goede contacten. Dat bleek uit het aantal getuigenissen dat ze inbrachten: maar liefst 42 personen verklaarden dat Marytje en Neeltje goede buren en eerzame, deugdzame vrouwen waren. Zij hadden niets vreemds aan hen gezien en hadden niets op hen aan te merken. Deze groep mensen bestond uit onder anderen twee voormalige burgemeesters, twee leden van de Schiedamse vroedschap en een weesmeester. De baljuw van Schiedam stelde hier verklaringen tegenover van negen personen die Marytje en Neeltje juist beschuldigden van toverij. Ook waren er de bekentenissen van twee eerder veroordeelde vrouwen uit Schiedam die hen beschuldigd hadden (De Waardt, 121). Zo zou Marytje in 1589 het dochtertje van haar overbuurvrouw, Maritje Cornelissen, betoverd hebben door haar ‘schrikkelijk aan te zien’. Het meisje was diverse keren ter plekke blind, kreupel en stom ter aarde gevallen. Steeds wanneer het meisje zo de macht over zichzelf verloor, had zij de gedaante van Marytje Arendsdr. gezien. Dat was volgens de moeder geen toeval, want ze was vaak op het achterplaatsje van haar huis geweest. In oktober had ze haar buurvrouw laten komen om met eigen ogen te zien hoe ziek haar dochtertje was. Er bleken nog wel vijf andere vrouwen aanwezig, die van Marytje Arendsdr. eisten om het kind te zegenen – dat wil zeggen: de betovering ongedaan te maken. Ze had aanvankelijk geweigerd, maar uiteindelijk nagezegd wat de vrouwen haar voorzeiden. Daarna was ze met geweld het huis uitgezet. Later werd ze door Cornelis Cornelissen, de vader van het meisje, beschuldigd van het laten vergaan van zijn schip (De Waardt, 140). Ten slotte zou ze met andere van toverij verdachte vrouwen met duivels in mannengedaanten hebben gedanst. Tijdens dit dansen konden zij elkaar wel zien maar waren ze voor andere personen onzichtbaar. Dit laatste was mogelijk door de kracht van een kruid dat zij van de duivel gekregen hadden.

De aantijgingen van Melchior van Welhoek moeten indruk op het Hof van Holland hebben gemaakt, want op 24 februari 1592 veroordeelde het Hof Marytje Arendsdr. tot een verscherpt verhoor, indien nodig met tortuur. Dit verhoor wachtte zij echter niet af: ze ging in beroep bij de Hoge Raad, de hoogste rechtsinstantie van Holland. De Raad keek nogmaals naar de feiten en riep een aantal getuigen opnieuw op. Uiteindelijk sprak de Hoge Raad Marytje Arendsdr. op 8 juli 1593 vrij van de beschuldigingen en ontsloeg haar van vervolging en de pijnbank. De kosten van het proces werden verwezen naar Melchior van Welhoek, de baljuw van Schiedam (De Waardt, 122).

Dat de Hoge Raad haar vrijsprak heeft Marytje Arendsdr. volgens De Waardt te danken aan haar hooggeplaatste vrienden in Schiedam. De vraag blijft dan wel waarom de baljuw en de schepenbank van Schiedam zelf daar blijkbaar minder van onder de indruk waren. Interessant is verder dat haar verdediger de mogelijkheid van een pact met de duivel als zodanig niet uitsloot, maar had gesteld dat de getuigen à charge ongeloofwaardig waren en het misdrijf dus onbewijsbaar ( De Waardt, 159-160). De vrijspraak van Marytje Arendsdr. en Neeltje Andries is van groot belang geweest voor de jurisprudentie: sindsdien was het in Holland vrijwel onmogelijk om een van toverij beschuldigde vrouw strafrechtelijk te vervolgen (De Waardt, 126 en 157). Vermoedelijk is een van hen de vrouw over wie Jacob Cats in zijn Twee en tachtig jarig leven schreef: ‘Een vrouw van Schiedam, der pijnbank toegewezen/ Beriep haar op het Hof, en na een hard geding/ Zo was ’t dat zij de bank en alle straf ontging./ Ey ziet! Na dat het hof dit vonnis had gegeven,/ scheen alle toverij als uit het land verdreven’ (gecit. De Waard, 122).

Voor Marytje Arendsdr. betekende deze vrijspraak dat ze nog zeven jaar met een gezuiverde naam kon leven. Vermoedelijk heeft ze twee jaar en vijf maanden gevangen gezeten om dat te bereiken. Op 19 september 1601 kreeg zij een christelijke begrafenis in de Grote Kerk van Schiedam (Van der Feyst).

(bron: resources.huygens.knaw.nl/vrouwenlexicon/lemmata/data/Arendsdr)

 

 

Op de website van Abe de Verteller, www.abedeverteller.nl  is nog een ander proces te vinden uit 25 mei 1585. Op die datum werden vijf vrouwen in Schiedam op de pijnbank gelegd. Een van de vrouwen bekend . Die nacht stierf ze in haar cel: De duivel had haar de nek gebroken. Dit is meestal een eufemisme voor zelfmoord door ophanging. De andere vier vrouwen werden op 6 juni ter dood veroordeeld en verbrand.

 

 

 

 

 

Het gedicht van Jacob Cats:

 

Daer rees om dese tijt verschil in onse landen,
Of heks of tovenaer zijn weerdigh om te branden:

En dit gingh wonder ver tot Goeree en Schiedam,
En 't scheen dat dit gespoock aldaer zijn woonplaets nam;

En dit is naderhant soo dapper opgesteecken,
Dat yeder een begon van dit bedrijf te spreecken.

Ick wierd juyst even toen versocht van seecker vrouw,
Dat ick tot haer behulp te Goeree komen wou:

Ick ginck op dit versoeck my nader overpeysen,
En vont ten lesten goet oock daer te willen reysen.

Maer schoon al dit gespoock al naer en seltsaem scheen,
Het was maer schrale wint, en al het stuck verdween.

Oock was'er toen ter tijt een hart gedingh geresen;
Een vrouwe van Schiedam, de pijnbanck toegewesen,

Beriep haer op het hof, en, na een hart gedingh,
Soo was dat sy de banck en alle straf ontgingh.

Ey siet, na dat het hof dit vonnis had gegeven,
Scheen alle spoockery als uyt het lant gedreven:

Het wijf, dat voor een tijt van yeder wierd verfoeyt,
Bleef stil en zonder blaem van niemant oyt gemoeyt.

 

 

 

Het plein voor het Stadhuis heeft een ietwat bloederige verleden. Inmiddels staat het vol met terrasjes en is het in de binnenstad vooral bekend om de gezellige horeca.  Op 7 juli 2014 zijn naast de Grote of St. Jan menselijke resten gevonden. Tijdens werkzaamheden om glasvezel aan te leggen werden menselijke resten gevonden. Nu werd je als Heks na verbranding op het Galgenveld begraven en niet in de buurt van een Kerk of op het Kerkhof achter de Kerk. Toch blijft het een lugubere vondst van iemand die niet op het Kerkhof begraven mocht worden.